De G20-landen hebben sinds de ondertekening van het klimaatakkoord van Parijs in 2015 meer dan 3,3 biljoen dollar uitgetrokken voor subsidies aan fossiele brandstoffen. Dat blijkt uit een onlangs verschenen rapport. Dit ondanks het feit dat de meeste G20-landen zich ertoe hebben verbonden de klimaatcrisis aan te pakken.
bron: The Guardian, 20 juli 2021
Deze steun voor steenkool, olie en gas is ‘roekeloos’ in het licht van de escalerende klimaatcrisis, aldus de auteurs van het rapport. Ze vinden dat er dringend actie moet worden ondernomen om de steun af te bouwen. Met de 3,3 biljoen dollar hadden zonne-energiecentrales kunnen worden gebouwd die drie keer zo groot zijn als het Amerikaanse elektriciteitsnet, aldus het rapport.
De G20-landen zijn goed voor bijna driekwart van de wereldwijde CO2-emissies die de opwarming van de Aarde aandrijven.
Het rapport is opgesteld door BloombergNEF en Bloomberg Philanthropies. Het richt zich op drie gebieden waarop onmiddellijk actie moet worden ondernomen om de wereldwijde temperatuurstijging te beperken tot 1,5 °C: het beëindigen van subsidies voor fossiele brandstoffen, het beprijzen van CO2-emissies, en het openbaar maken door bedrijven van de risico’s die klimaatverandering voor hun bedrijf met zich meebrengt.
Volgens het rapport blijven alle 19 lidstaten van de G20 aanzienlijke financiële steun verlenen voor de productie en consumptie van fossiele brandstoffen (het EU-blok is het 20ste lid). In totaal zijn de subsidies vanaf 2015 met 2% per jaar gedaald tot 636 miljard dollar in 2019, de laatst beschikbare gegevens.
Maar Australië verhoogde zijn subsidies voor fossiele brandstoffen in die periode met 48%, de steun van Canada steeg met 40%, en die van de VS met 37%. De subsidies van het Verenigd Koninkrijk daalden in die periode met 18%, maar bedroegen in 2019 nog steeds 17 miljard dollar, aldus het rapport. De grootste subsidies kwamen uit China, Saudi-Arabië, Rusland en India, die samen goed waren voor ongeveer de helft van alle subsidies.
De G20 is in 2009 overeengekomen om ‘inefficiënte’ subsidies voor fossiele brandstoffen geleidelijk af te schaffen, maar heeft niet gedefinieerd wat inefficiënt is. Ondertussen is er weinig vooruitgang geboekt.
“Op papier erkennen de wereldleiders en regeringen de urgentie van de klimaatuitdaging, en de G20-landen hebben allemaal ambitieuze toezeggingen gedaan om de ontwikkeling van fossiele brandstoffen af te bouwen en over te stappen op een koolstofarme economie”, aldus Antha Williams van Bloomberg Philanthropies.
“Maar in werkelijkheid is de actie die deze landen tot nu toe hebben ondernomen, ver verwijderd van wat nodig is. Terwijl een groot aantal klimaatnoodsituaties over de hele wereld steeds erger wordt, is de voortdurende ontwikkeling van infrastructuur voor fossiele brandstoffen niets minder dan roekeloos. Er is meer nodig dan woorden alleen – er is actie nodig.”
Uit het rapport blijkt dat 60% van de subsidies voor fossiele brandstoffen naar bedrijven ging die fossiele brandstoffen produceren, en 40% naar het verlagen van de prijzen voor energieconsumenten.
“Deze financiering stimuleert ronduit de potentieel verspillende productie en het gebruik van fossiele brandstoffen. Het kan betekenen dat emissie-intensieve grondstoffen nu worden gefinancierd, en dat hun emissies daardoor voor decennia worden vastgelegd”, aldus Vicky Cuming van BloombergNEF en een van de auteurs van het rapport.
“Bovendien zijn er aanwijzingen dat subsidies onevenredig ten goede komen aan rijkere consumenten, in plaats van aan kwetsbare groepen,” stelt Cuming. De protesten van de gilets jaunes (gele hesjes) in Frankrijk in 2018 toonden aan dat het snijden in brandstofsubsidies politiek gevoelig ligt.