Ondanks groene retoriek zijn er sinds het begin van de pandemie bergen geld in de luchtvaart- en auto-industrie gepompt, zo blijkt uit een nieuw rapport. De landen die samen de G7 vormen, hebben sinds het begin van de coronapandemie miljarden dollars meer in fossiele brandstoffen gestoken dan in schone energie, ondanks hun beloften van een groen herstel.
bron: The Guardian, 2 juni 2021
In de aanloop naar de aanstaande G7-top blijkt uit een nieuwe analyse dat de betreffende landen tussen januari 2020 en maart 2021 189 miljard dollar hebben uitgetrokken voor de ondersteuning van olie, kolen en gas. Ter vergelijking: dezelfde landen (het VK, de VS, Canada, Italië, Frankrijk, Duitsland en Japan) gaven 147 miljard dollar uit aan schone vormen van energie.
De steun voor fossiele brandstoffen van zeven van ’s werelds rijkste landen omvatte maatregelen om milieuregels af te schaffen of te versoepelen en rechtstreekse financiering van olie, gas en kolen.
Reddingslijn
Uit de analyse van de ngo’s het Tearfund, het International Institute for Sustainable Development (IISD) en het Overseas Development Institute (ODI) blijkt dat de landen een grote kans hebben laten liggen om hun reactie op de pandemie te vergroenen. In de meeste gevallen werd het geld voor de fossiele industrie zonder voorwaarden verstrekt, in plaats van onder voorwaarden om emissies of vervuiling te verminderen.
Uit de analyse blijkt dat acht op de tien dollar die aan niet-hernieuwbare energie werd besteed, zonder voorwaarden werd verstrekt. Dit is inclusief de reddingslijn die naar de luchtvaart- en auto-industrie werd gegooid. In totaal hebben die 115 miljard dollar van de G7-landen ontvangen. Van dat geld werd 80% gegeven zonder dat is geprobeerd om de sectoren te dwingen in ruil voor de steun hun uitstoot te verminderen.
Slechts één op de tien dollar die voor de respons op de pandemie werd uitgetrokken, kwam ten goede aan de ‘schoonste’ vormen van energie, zoals hernieuwbare energiebronnen en maatregelen voor energie-efficiëntie.
Schaal
De Britse premier Boris Johnson zal op 11 juni de G7-top in Cornwall openen. Hij heeft gezegd dat hij de landen wil verenigen om beter terug te komen na de coronapandemie en een groenere, welvarendere toekomst te creëren. Naast de G7 heeft het VK Zuid-Afrika, Australië, India en Zuid-Korea uitgenodigd om deel te nemen.
De onderzoekers hebben de acties van de zeven grote westerse economieën in de afgelopen 15 maanden geanalyseerd. Daaruit blijkt dat die nog niet voldoende grootschalig investeren in technologieën die een snelle decarbonisatie van hun economieën mogelijk zouden maken. Ook hebben ze nagelaten om als reactie op de pandemie op grote schaal groene banen te creëren.
Onzekere toekomst
De ontwikkelingsorganisatie Tearfund is actief in een aantal van de armste landen ter wereld die het zwaarst zijn getroffen door de opwarming van de aarde. Paul Cook, hoofd belangenbehartiging bij de organisatie: “Elke dag zijn we getuige van de steeds ergere gevolgen van de klimaatcrisis voor gemeenschappen over de hele wereld: de oogsten van boeren mislukken, steden en dorpen worden overspoeld door overstromingen en branden, en gezinnen gaan een onzekere toekomst tegemoet.”
Volgens Cook hebben de keuzes die de G7-landen nu maken, twee mogelijke uitkomsten: ofwel ze versnellen de overgang naar een klimaatveilige toekomst voor iedereen, ofwel ze brengen de inspanningen die tot nu toe zijn geleverd om de klimaatcrisis aan te pakken, in gevaar.
De G7-naties behoren tot de meest vervuilende landen ter wereld. Ze vertegenwoordigen een tiende van de wereldbevolking, maar zijn verantwoordelijk voor bijna een kwart van de CO2-uitstoot. “Hun acties kunnen de toon zetten voor succes of mislukking tijdens de VN-klimaattop die in november door het Verenigd Koninkrijk wordt georganiseerd”, aldus Cook.
[…]
